top of page
  • Aart van der Wal, Opus Klassiek

"Beiden brengen beide elementen als bijzonder fraai uitgewerkte gestalten tot wasdom"

""De Holocaust heeft talloze muziekstukken, films en theaterproducties voortgebracht, maar helaas door een vroegtijdige dood onder de nazi-terreur ook voorgoed doen verstommen.

Een van de laatste bijdragen tot het genre is dit nieuwe album, dat de titel The Last Epiphany heeft meegekregen, naar de gelijknamige titel van het lied van Norbert Glanzberg op tekst van Werner Bergengruen (waarover later meer). Voor wie minder bijbelvast is: Epifanie heeft immers betrekking op het feest van Drie Koningen, zoals dat jaarlijks wordt gevierd op 6 januari. Het is de dag waarop Jezus' geboorte aan de wereld werd geopenbaard, op de twaalfde dag na 25 december. Typerend voor dit album is voorts dat het contrast tussen Brahms' volksliedbewerkingen en het ‘In Memoriam' van Norbert Glanzberg wel érg groot is. Daarover komen straks nog de beide vertolkers aan het woord.

Brahms gaf zijn door hem in 1894 gebundelde bewerkingen van de 49 ‘Deutsche Volkslieder' doelbewust geen opusnummer mee, blijkbaar omdat hij ze niet beschouwde als ‘eigen' composities (wat uit de aard der zaak ook zo was). Edoch: het mogen dan wel bewerkingen zijn, maar ze zijn wel – Brahms toonde er zich een ware meester in – bijzonder fraai ingekaderd en als zodanig een dankbaar object voor zowel kenner als liefhebber. Bovendien: Brahms kende dit repertoire als geen ander, want als artistiek leider van de toenmalige Wiener Singakademie was hij er al medio jaren 1860 mee in aanraking gekomen en ze als zodanig leren waarderen. Hij schreef later aan zijn muziekuitgever Simrock: ‘Mit so viel Liebe und Verliebtheit habe ich noch nie etwas zusammengeschrieben, und ich konnte ja ungeniert verliebt sein in etwas Fremdes.'

 

De liederen kunnen zowel door een solist als door een koor, beide met pianobegeleiding, worden uitgevoerd. Ze zijn zonder uitzondering, karakteristiek voor dit genre: eenvoudige liederen met een veelal onschuldige of naïeve inslag, maar tegelijkertijd hebben Brahms' bewerkingen de grens tussen volks- en kunstlied wel degelijk opgetrokken. Spijtig is we dat liederen zoals deze (of ‘im Volkston') zowel qua bewerking als uitvoering nogal eens met een overdreven of onnodig sentimenteel sausje worden overgoten (alsof de titel daartoe aanleiding zou geven), wat gelukkig bij Brahms noch bij dit lied-duo het geval is. Thilo Dahlmann en Hedayet Jonas Djeddikar weten in dit recital het evenwicht te scheppen én bewaren tussen tekst en muziek, een eigenschap overigens die ook het kunstlied van nature aankleeft.

Ik merkte het al op: het contrast tussen Brahms en Glanzberg is wel érg groot. Wat heeft dit tweetal ertoe bewogen? In het boekje wordt het door beiden toegelicht:

‘In selecting the pieces for this recording, we were guided by Norbert Glanzberg's compositional approach of countering horror with beauty. Therefore, folk song settings by Johannes Brahms form the beginning of this CD. Songs that, like few other songs in the Romantic lied repertoire, can embody the greatest possible innocence and impartiality in text and music.' It is precisely this contrast that illustrates in our eyes the breaking of human and civilisational culture through the horrors of the Holocaust. A “break-up” that Norbert Glanzberg has masterfully set to music in his cycle “In Memoriam”.'

Zoveel is zeker: beide musici hebben integriteit hoog in het vaandel, met vanuit puur muzikaal oogpunt de constatering dat in hun interpretaties van deze volksliedbewerkingen hun ‘schone eenvoud' naar ‘eenvoudige schoonheid' leidt. Dat geldt in zekere zin ook voor de liederen van Glanzberg, zij het dat de teksten daarvan merendeels in een geheel andere categorie vallen omdat de meeste dichters in kwestie of kort voor de eigen, door de nazi's opgelegde dood stonden, of dat zij hun vaderland (tijdig) waren ontvlucht. Alleen daarom al vind ik het nuttig om de omstandigheden waarin zij zich toen bevonden hier kort te schetsen.

 

Johanna Kirchner (1889-1944) kwam voort uit een Duitse sociaaldemocratische familie en uit dien hoofde een fel tegenstandster van het nazi-regiem. In 1942, op haar vlucht naar Frankrijk, werd ze wegens haar verzetswerk door de Gestapo gearresteerd en in 1944 terechtgesteld. Het gedicht ‘Im Gefängnis'schreef ze drie dagen voordat ze in de gevangenis in Berlijn-Plötzensee werd geëxecuteerd. In het boekje wordt vermeld dat zij door de guillotine ter dood werd gebracht, maar dat lijkt niet aannemelijk. In de nacht van 3 september 1943 werd de guillotine namelijk door een geallieerd bombardement onherstelbaar beschadigd en de gevangenis deels verwoest. Waarna de executies in het vervolg door ophanging plaatsvonden.

 

De Weense dichter Hubert Gsur (1912-1944) werd in 1944 gearresteerd op verdenking van verzetsactiviteiten, om in december van datzelfde jaar te worden terechtgesteld. Het gedicht ‘Abschied' schreef hij kort nadat hij zijn doodvonnis had vernomen.

Adam Kuckhoff (1887-1943) was een Duitse dramaturg, intendant en auteur. Hij sloot zich aan bij een communistische verzetsgroep tot hij in 1942 in Praag door de Gestapo werd gearresteerd en vervolgens ernstig gemarteld. In het jaar daarop volgde het onherroepelijke doodvonnis. Evenals Kirchner eindigde hij zijn leven op de binnenplaats van de gevangenis in Berlijn-Plötzensee, het oord waarnaar talloze verzetsstrijders werden overgebracht. Kuckhoff schreef vanuit zijn cel veel brieven, waaronder ook een aan zijn toen vijfjarige zoontje, met daarin het aan hem gerichte gedicht ‘Für Ule”. Ook het gedicht ‘Greta', gericht aan zijn vrouw, schreef Kuckhoff kort voor zijn executie. Ook zij zat in het communistisch verzet, gearresteerd en ter dood veroordeeld. Ze had echter het geluk dat een beroep op genade niet zonder gevolg bleef: de doodstraf werd uiteindelijk omgezet in tien jaar gevangenisstraf. Na de capitulatie werd ze uit de gevangenis ontslagen en was ze van 1950 tot 1958 president van de centrale bank van de DDR.

 

In het beschouwende gedicht ‘Du alter Baum' beschrijft Chris Hornbogen (1923-2011) de oude boom als maatje en levensgezel. De in het Duitse Merseburg an der Saale geboren schrijfster woonde en werkte na de oorlog in de toenmalige DDR, waar ze onder meer lid was van het ‘Schriftstellerverband der DDR', de Oost-Duitse schrijversbond.

De in 1933 nog zeer succesvolle Duits-joodse auteur Hugo Wolfgang Philipp (1883-1969) werd medio jaren dertig door de nazi's het publiceren van zijn gedichten ontzegd. In 1938 nam hij de wijk naar Zwitserland, waar hij kort na aankomst het gedicht ‘Nachtgedanken' schreef. Als banneling deed hij alle mogelijke moeite om een visum voor toegang tot de VS te bemachtigen, maar alle pogingen bleven vruchteloos. Na de oorlog lukte het hem niet meer aan zijn eerdere successen aan te knopen.

 

De Oostenrijkse dichter Theodor Kramer (1897-1958) was eveneens van joodse afkomst en viel hetzelfde lot te beurt als zoveel joodse kunstenaars en beroepsgroepen. In 1939 was hij een van de ‘gelukkigen' die nog net op tijd als banneling elders een nieuw bestaan wisten op te bouwen. Voor Kramer werd dat Engeland, waar hij zijn dichtwerk voortzette en publiceerde. Daar ontstond ook het gedicht ‘Der Ofen von Lublin'. Kort na de oorlog vernam hij dat zijn moeder in het doorgangskamp Theresienstadt was vermoord.

 

Ernst Munzinger (1887-1945) maakte deel uit van de door de legendarische Wilhelm Canaris geleide contraspionage en onderhield contacten met onder anderen de Wener Hans von Dohnányi (waarover in het cd-boekje verder niets wordt verteld). Dohnányi was van huis uit jurist en redde als verzetsstrijder vele joden het leven; menigmaal letterlijk op de valreep. Munzinger was evenals Dohnányi betrokken bij het complot om Hitler op 20 juli 1944 te vermoorden. Zoals bekend mislukte dat plan en kwam de dictator er met slechts lichte kwetsuren vanaf. Na de aanslag werden onder meer Munzinger, Dohnányi, graaf Claus Schenk von Stauffenberg (in zijn rol van Duits kolonel en verzetsstrijder!) en de theoloog Dietrich Bonhoeffer, gearresteerd. Munzinger werd evenals Dohnányi en Bonhoeffer eerst kort voor de Duitse capitulatie terechtgesteld. Het gedicht ‘Versprich mir eins' schreef hij kort na het uitspreken van de doodstraf.

 

Werner Bergengruen (1892-1964) was een Duits-Baltische auteur die zich in zijn werk zeer kritisch jegens het nazi-regiem uitliet, wat hem al spoedig op een publicatieverbod kwam te staan. Het gedicht ‘Die letzte Epiphanie' ontstond evenals ‘An die Völker der Erde', beide uit de dichtbundel ‘Dies Irae', in de oorlogsjaren en werd ten tijde van het Eichmann-proces in Jeruzalem onder de aandacht gebracht en op de radio zelfs voorgelezen. In het laatstgenoemde gedicht maken de uitroepen ‘Freedom! Shalom!' overigens geen deel uit van de oorspronkelijke tekst, terwijl Glanzberg die zelf nog enigszins heeft ingekort en aangepast.

 

Dan de voor dit album gekozen subtitel, die deels juist maar deels ook onjuist is. Juist is ‘In Memoriam' (de getoonzette teksten spreken wat dit betreft voor zich), onjuist is ‘Holocaust Lieder', want met de Holocaust, de alom gehanteerde en ingeburgerde verzamelnaam voor de systematische vervolging en verdelging van de joden, Roma en Sinti door de nazi's, hebben de door Glanzberg geselecteerde dichters en teksten niets van doen (wel alles met het toenmalige verzet).

 

En zijn muziek? Het is zeker nuttig om dienaangaande kennis te nemen van het aan hem gewijde, gedetailleerde en voor zover ik heb kunnen vaststellen, waarheidsgetrouwe exposé over zijn levensloop en creatieve verrichtingen op Wikipedia .

Glanzbergs 'In Memoriam' is niet van een allesomvattende, intense somberheid doortrokken, wat uiteraard samenhangt met de door hem geselecteerde lyriek die zich niet alleen kenmerkt door het laatste afscheid in het zicht van de dood, maar ook door warme gevoelens van liefde, hoop, vertrouwen, moed, en soms zelfs een zekere mate van lichtheid ondanks de loodzware omstandigheden. Hetgeen vanzelfsprekend niet afdoet aan de diepmenselijke tragiek zoals die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in het gedicht 'Für Ule", waaruit ik deze twee strofen heb gelicht:

Ule Sohn, du kleines Licht, Du bist fern, ich seh' dich nicht. Wirst einmal als Großer steh'n, Unter freiem Himmel weh'n! Ule Sohn, du kleines Licht, Du bist fern, ich seh' dich nicht.

Mein lieber Sohn, mein spätes Glück So lass' ich dich vaterlos zurück. Ein ganzes Volk, das ist viel zu klein. Das Menschenvolk wird dir dein Vater sein. Mein lieber Sohn, mein kleines Licht. Du bist fern, ich seh' dich nicht.

 

Natuurlijk verhouden dergelijke teksten zich in genen dele tot die van de door Brahms bewerkte volksliedjes, waarin onschuld, zorgeloosheid, oppervlakkig liefdesleed en zelfs naïviteit overheersen, al zijn er soms wel degelijk raakvlakken, zoals in het troostrijke 'Es steht ein' Lind' bij Brahms en 'Du alter Baum' bij Glanzberg. Van de muziek kan hetzelfde worden gezegd, want beide componisten hebben getoonzet vanuit de hen aangereikte lyriek. Het slotlied, Franz Schuberts bekende lied 'Abendstern' op een tekst van zijn tijdgenoot Johann Baptist Mayrhofer (1787-1836), fungeert niet als apotheose maar sluit in beschouwende zin wel aan bij het voorgaande.

Het (kunst)lied is als een kameleon, verbeeldend en daardoor van kleur verschietend, maar nu helaas in een tijd waarin de tekst ten opzichte van de muziek ondergeschikt lijkt te zijn geraakt, niet meer aandachtig wordt gelezen waarop de muziek betrekking heeft. Actief luisteren is daardoor naar de achtergrond verschoven, de aandacht meer gericht op 'horen' dan op 'lezen', meer op 'zien' dan op 'horen'. We bevinden ons in een omgeving waarin waarin vooral moet worden 'opgeleukt' met beeld en waarbij het lied het 'verliest' van het theater. Voor die categorie is The Last Epiphany een minder kritisch waagstuk dan voor degenen die wél de tekst in hun muzikale beleving proportioneel laten meewegen. Zij zullen dan misschien, net als ik, tot de conclusie komen dat wat dit album betreft het door het liedduo nagestreefde contrast niet per definitie een zegenrijke uitwerking heeft. Al is er gelukkig wel de vrijwel altijd passende 'escape' door de programmaonderdelen van elkaar te scheiden, hetzij door een ingelaste pauze of anderszins. Dat zou tevens mijn voorkeur hebben. Het argument van deze beide liedvertolkers (‘In selecting the pieces for this recording...') heeft mij dus niet voldoende kunnen overtuigen. Daaraan doet het feit dat zowel Brahms als Glanzberg kozen voor een glanzend-romantische 'Tonsprache' niet af.

Zoals reeds eerder opgemerkt hebben de beide interpreten in dit recital het vereiste evenwicht weten te scheppen én bewaren tussen tekst en muziek. Beiden brengen beide elementen als bijzonder fraai uitgewerkte gestalten tot wasdom. Hoe vaak geeft sentimentaliteit de verkeerde lading aan een lied, hoe dikwijls komt het niet voor dat de meest fijnzinnige of gevoelsrijke poëzie wordt weggezongen of -gespeeld! Bij Dahlmann en Glanzberg is daarvan gelukkig geen enkele sprake. Zangstem en piano (Bösendorfer Imperial) zijn bovendien optimaal vastgelegd. De stemming is 443 Hz (norm van 1922). Het laatste woord is zoals altijd aan u.""







bottom of page